Dag van de Tibetaanse opstand

Tibet

10 Maart is een jaarlijkse herdenkingsdag, waarbij Tibetaanse ballingen de opstand in Tibet van 1959 gedenken en het verlies van de eigen regering over Tibet.

De volksopstand van 1959 had tot gevolg dat Dalai Lama Tenzin Gyatso op 17 maart het land moest ontvluchten naar McLeod Ganj, nabij Dharamsala in Noord-India en daar de Tibetaanse regering in ballingschap moest voortzetten.

Sinds zijn vlucht uit Tibet heeft de Dalai Lama zich onafgebroken ingezet voor het onder de aandacht brengen van de Tibetaanse zaak. In de traditie van Mahatma Gandhi en Martin Luther King Jr. is de Dalai Lama uitgegroeid tot een van de belangrijkste voorstanders van geweldloosheid en hij bepleit vreedzame oplossingen gebaseerd op tolerantie en wederzijds respect. De strijd is niet langer gericht op onafhankelijkheid, maar op een ware autonome status voor Tibet binnen de Volksrepubliek China.

Meer dan 100 Tibetanen, waaronder monniken en nonnen, hebben zichzelf nu in Tibet in brand gestoken uit protest tegen de Chinese overheersing in Tibet. Zij zien hun daad als een roep om meer religieuze vrijheid en de terugkeer van de Tibetaanse leider, de Dalai Lama, die in ballingschap woont in India.
Veel zelfverbrandingen worden gevolgd door massabijeenkomsten van Tibetanen om hun respect en solidariteit te betuigen met degenen, die met het in brand steken van zichzelf een oproep hebben gedaan voor vrijheid in Tibet. 'De zelfverbrandingen zijn een schreeuw om aandacht,' zegt Tsjering Jampa, directeur van International Campaign for Tibet, dat zich inzet voor de mensenrechten van de Tibetanen in Tibet. Ze kwamen tot hun protestdaad uit onvrede met de steeds repressievere houding van de Chinese bezetter van hun land, die het vrijwel onmogelijk maakt hun eigen cultuur, onderwijs en religie te beleven.

China pakt zelfverbrandingen steeds harder aan, een teken dat de nieuwe Chinese regeringsleiders de roep om meer vrijheid van de Tibetanen negeren. De afgelopen maanden zijn er Tibetanen opgepakt in verband met zelfverbrandingen. Zij kregen celstraffen variërend van enkele jaren tot de doodstraf. Volgens China, dat het destijds zelfstandige Tibet in 1950 binnenviel, zijn de verdachten extreem nationalistisch.